Deze zomer treffen we het niet met het weer. Storm, hagel, regen, het is allemaal langs gekomen. Gelukkig was er meer dan dat! Eindelijk was het dan lekker weer en dan moet je het er gelijk van nemen in dit land. Dus spulletjes gepakt en richting het strand. Op het strand aangekomen bleek het toch nog behoorlijk te waaien, maar gelukkig had ik een strandtentje bij me.
De kinderen helpen met het opzetten van het tentje en alleen de jongste wil de zee in. De oudste wil liever in het tentje blijven hangen, met muziek op haar telefoon. Het waait toch wel aardig en ik zie ook behoorlijk wat golven. Het geeft me een onbehagelijk gevoel. Ik kijk om me heen, maar ik zie nergens waarschuwingstekens op dat stuk strand staan. Ik vraag me af, hoe die waarschuwingen eruit zouden moeten zien?
Gevaren van onderstroom
Toen ik nog klein was, gingen we geregeld met mijn ouders naar het strand en mocht ik ook altijd de zee in. Dat deed ik volop en ik ging ook diep. We gingen van zandbank naar zandbank en kwamen zo aardig ver de zee in. Eén keer kwam ik bijna in de problemen door een flinke onderstroom die aan mijn benen trok. Ik schrok en probeerde zo vlak mogelijk op de bovenstroom te gaan liggen en zo snel mogelijk naar het strand te komen. Gelukkig ging het goed.
Nu ik ouder ben, zie ik nog meer de gevaren van die zee. Onze zee is ook nog eens troebel, dus wanneer iemand kopje onder gaat, zie je die niet meer. Zie ze dan nog maar te redden. Dus nee, ik vind het eigenlijk niets als mijn kinderen in de zee zwemmen. Toch kan je ze ook niet in een wattendoosje stoppen. Ze hebben genoeg zwemdiploma’s en ruime zwemervaring. Even denk ik nog dat ik niet zo moeilijk moet doen en moet zeggen: “Ga maar lekker zwemmen”, maar nee ik doe het toch niet. Ik zeg tegen haar: “Je mag niet dieper dan kniehoogte, aan de kant blijven, er kan weleens een sterke stroming staan. Ik vertrouw het niet.”
Worsteling tussen vertrouwen en onrust
Vrolijk gaat de jongste richting de zee, ik kan haar zien vanaf de plek waar ik zit. Alleen zit het me nog steeds niet lekker en worstel ik tussen: “Loslaten mams, kom op, geef je kroost vertrouwen” en “Ja, maar die zee is zo onvoorspelbaar en het kan zomaar misgaan. Wat als ze niet luistert en dieper gaat?”
Het is alsof de oudste mijn gedachten kan lezen, of dat het haar ook niet lekker zit. “Zal ik gaan kijken mam?” vraagt ze.
“Ja doe maar, dat vind ik wel prettiger” zeg ik. Daarop gaat de oudste richting de zee en blijft bij haar zusje staan. Haar zusje die vrolijk door de golven rent en op het strand met het zand speelt. Het is een prachtig gezicht, ze geniet ervan en ze straalt.
Reddingsbrigade
De pret duurt niet heel erg lang. Na ongeveer een half uurtje komt er een reddingsbrigade met sirenes. Op de auto staat een waarschuwingsbord “zee gevaarlijk” en ze zoeft voorzichtig, maar voortvarend alle mensen voorbij die op het strand liggen te zonnen.
Onze aandacht is getrokken. De kinderen komen terug. Dan komen er een stuk of vijf politiewagens het strand op, ook met sirenes.
Mensen verzamelen zich bij de auto’s, er is duidelijk iets aan de hand, maar we weten niet wat.
Traumahelikopter
Het duurt een klein kwartiertje, voordat de traumahelikopter er ook aan komt. Het is dus goed mis. De helikopter zoekt een plek om te landen en na nog een aantal minuten zien we dat iemand de helikopter ingaat op een brancard.
Daarna stijgt de helikopter op en vliegt ze over ons strandtentje richting het ziekenhuis.
Wanneer we thuiskomen, zien we dat er maar liefst twee drenkelingen op die plek waren die dag en twee dagen later de mededeling dat in ieder geval één van die drenkelingen overleden is.
Betere waarschuwingen
Dat het waarschuwingssysteem beter kan en moet, lijkt mij wel duidelijk. Het had ook mijn kind kunnen zijn, wanneer ik had gezegd: “Ga maar lekker zwemmen.” Gelukkig koos ik ervoor om naar mijn gevoel te luisteren en mijn ervaring met de zee hielp daar ook bij. Alleen de officiële waarschuwing, die kwam een beetje te laat. Als mosterd na de maaltijd.
Extra informatie
Bronvermelding
Tekst: Martine