Langzaam, tergend langzaam soms, komen we als gezin terecht in een nieuwe fase: in ons huis geen baby meer! Nog maar heel weinig gehuil waarbij we niet weten wat te doen. Niet meer overhoop liggen met mijn eigen hormonen. Niet meer midden in de nacht uit mijn bed voor een voeding en niet meer alleen maar bezig zijn met het ‘verschonen-voeden-slapen’-ritueel. En ik vind het heerlijk!
Baby’s: niet leuk!
Wij hebben drie kinderen gekregen en dat wekt de indruk dat we baby’s erg leuk vinden. Maar nee, ik moet iets opbiechten: Ik vind het eerste jaar met een baby helemaal NIET leuk! Wat een gezorg een gezoek. Ik ben echt blij en opgelucht als die kleintjes eindelijk iets zelf kunnen. Dat klinkt misschien verschrikkelijk onaardig, maar dat is hoe ik het drie keer heb ervaren, dat eerste jaar voelt echt als afzien. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat ik onze kinderen in hun eerste jaar aan hun lot heb overgelaten en dat ik niet van ze heb gehouden en genoten. Wat dat was er zeker ook. Maar de dagen aftellen tot iedere volgende fase deed ik wel.
De babyfase
‘Na de eerste 6 weken wordt het gemakkelijker’, was de eerste mijlpaal. En dan: ‘3 maanden is echt zo’n grens, daarna verbeterd het enorm’. Om vervolgens te horen: ‘Vanaf 6 maanden wordt het een stuk leuker en makkelijker’. En wij (man is ook niet zo’n babyaanhanger) maar dromen over veel verdere fases: alle kinderen lopend aan onze hand, momenten dat ze zelf de speeltuin in kunnen, dat ze allemaal naar schoolgaan, samen op de bank een filmpje kijken.
Vreugdedansje: Een nieuwe fase!
Maar goed, we hebben het dus overleefd! We hebben drie hele babyjaren overleefd! Wat mij betreft kunnen we nu drie hele jaren de vlag uithangen! Helemaal na een derde kind dat verborgen reflux had weet ik nu zeker dat er niet nog een kleintje bij zal komen. En van die gedachte kan ik soms echt even genieten. Als ik andere moeders zie lopen met een kinderwagen met daarin een baby van een paar weken (-tot een paar maanden), maak ik inwendig een vreugdedansje: dat nooit meer! Hoera!
De wereld ontdekken
Met onze jongste telg zijn we inmiddels in de dreumesfase terechtgekomen. Ook niet meteen de makkelijkste fase (welke fase wel?), want deze zoon ontdekt dingen waarvan zijn broer en zus nooit weet hebben gehad: van de keukenkastjes tot de trap en het in het rondgooien van eten en drinken aan toe. Maar juist van die drang om de wereld te ontdekken geniet ik iedere dag. Als hij ziet dat zijn broer en zus tegen een glijbaan omhoog klimmen, moet hij dat ook proberen. En als er met stoepkrijt of LEGO gespeeld wordt door de anderen, is dat ook wat hij wil doen.
Lopen en praten
Sinds een week of zes kan hij lopen en dat doet hij dan ook de hele dag als een druk baasje. Met vallen en opstaan, zoals het hoort. Ooit las ik daarover eens een onderzoek. Dat ging over de overlevingsmechanismen van kinderen. Uit dat onderzoek kwam naar voren dat kinderen over het algemeen eerst leren lopen, voordat ze goed leren praten. Dit zou komen omdat je eerst moet kunnen vluchten, voordat het nuttig wordt om goed te kunnen communiceren. Interessant vond ik dat.
Fascinerend!
Dus heb ik er nu bij onze zoon eens op gelet hoe dat werkt. Ik merkte dat hij, voordat hij echt goed kon lopen wel met regelmaat wat woordjes zei, maar dat waren er maar een paar. Maar sinds hij de smaak van het lopen goed te pakken heeft, is hij met het zeggen van woordjes ook niet meer te stoppen. Fascinerend vind ik dat! Zijn nieuwste aanwinsten zijn ‘doeg’ en ‘hallo’. Het liefst zegt hij die woorden met iets dat op een telefoon lijkt aan zijn oor en dan lopend door de kamer (van wie heeft ie dat?)
Ik weet dat het bij alle kinderen zo gaat, maar bij onze ‘niet-meer-baby’ vind ik al dit ‘gewone’, heel bijzonder. Misschien omdat het eerste jaar bij hem zo extra lastig was. Maar misschien ook wel omdat we deze fase niet meer gaan meemaken…
Extra informatie
—
Bronvermelding
Tekst & fotografie: Mirna Dijkstra